Roelof Jan Wollerich webATC-lid Roelof Jan Wollerich vindt het lastig om zijn weg te vinden in alle signalen, boodschappen en niet te vergeten de eisen die op de landbouw worden afgevuurd. En is het allemaal wel fair en haalbaar wat de politiek van ons aardappeltelers wil? En wil de consument dit ook echt!? 

Mensen die mij kennen, weten dat ik liever bezig ben met ondernemen dan met filosoferen. Mijn motto is dat er voor elk probleem een oplossing is. In het dagelijks leven en op ons bedrijf probeer ik praktisch en pragmatisch kansen te benutten om ons bedrijf te versterken. Verbreding of verduurzaming ga ik hierbij niet uit de weg, ook al levert het niet altijd direct klinkende munt op. Want we zijn ons ervan bewust hoe belangrijk de natuur is voor de continuïteit van onze bedrijven.  

Wat mij echter zorgen baart is het gemak waarmee de laatste tijd naar de landbouw wordt gewezen als oplossing van allerlei problemen; en het gemak waarmee zeer ingrijpende maatregelen en oplossingsrichtingen over de sector worden uitgestort. Denk aan stikstofoverschotten, kringlooplandbouw, het nieuwe GLB en sinds kort de Kaderrichtlijn Water (KRW). Politici en belangenorganisaties roepen om het hardst dat het wel wat minder kan met de landbouw. “Het is toch niet nodig om zo veel voor het buitenland te produceren?” Nee, de natuur en biodiversiteit zijn veel belangrijker. En begrijp me niet verkeerd, die dingen zijn ook belangrijk. Het gaat mij om het gemak waarmee men dit soort dingen roept. Het is een vorm van luxe dat je je niet meer druk hoeft te maken over je voedselzekerheid en je dan maar gaat wijzen naar de vermeende negatieve kanten van het systeem. Men vergeet wel eens hoe veel welvaart (en luxe) de landbouw Nederland heeft gebracht dankzij de grote positieve bijdrage aan het overschot op de betalingsbalans. Het voedsel dat we exporteren, ‘ruilen’ we als het ware voor voedsel dat in Nederland niet geproduceerd kan worden.  Als we in Nederland zorgen zouden hebben over ons dagelijks eten zouden de discussies vast anders verlopen. Nu heeft men luxe-problemen als de actieradius van de nieuwe elektrische auto en de vakantiebestemming. Een auto met brandstofmotor is ‘not done’. We willen allemaal onze levenstandaard behouden én nieuwe wegen, nieuwe woningen en nieuwe bedrijventerreinen. De stikstofruimte, het schone water en de grond moet maar van de boer komen…

De situatie doet mij een beetje denken aan de val van het Romeinse Rijk. Na twee eeuwen van rust en voorspoed begon het te borrelen in de badhuizen waar de elite elkaar ontmoette. Men kreeg onenigheid over wie verantwoordelijk was voor de welvaart en daar zijn macht aan kon ontlenen. Een luxeprobleem dus. Het leidde uiteindelijk tot onrust en burgeroorlogen; de boeren raakten op als kanonnenvoer. Het platteland werd onveilig en hongersnoden waren het gevolg.

Minstens zo lastig vind ik het om de informatie die over ons wordt uitgestort te filteren. Over die beleidsthema’s die ik eerder noemde bereikt ons niet alleen veel informatie (en meningen en signalen) maar ook veel desinformatie. Bijvoorbeeld een parlementslid in een praatprogramma die verzuring een op een linkt aan ammoniak, maar ammoniak is basisch bij mijn weten... Ik vermoed dan dat hij vermesting bedoelt. Hoe bepaal je wat relevant is en wat niet? En op het moment dat je het beleid denkt te begrijpen komen er weer nieuwe inzichten en ben je weer terug bij af. 

Ook de industrie en onze bestuurders weten niet waar het heen gaat, maar iedereen weet zeker dat ‘het’ door gaat en dat we ‘het’ niet stoppen. Ik vind ‘het’ allemaal heel verwarrend. En dan moeten we ons in het dagelijkse leven ook nog druk maken over de teelt van onze gewassen, de marktontwikkelingen, de Oekraïne oorlog, de stijgende kosten én rente. Oh ja, we hebben ook nog het tekort aan personeel. Wat weer leidt tot de vraag onder welke voorwaarden we aardappelen willen en kunnen blijven telen…

Ook de gesprekken aan de keukentafel zijn veranderd. Waar een Aviko medewerker vroeger trots vertelde over de efficiënte en goedkope productie van frites in de Nederlandse fabrieken, gaat het tegenwoordig over de duurzaamste en groenste coöperatie die plantaardig en gezond voedsel produceert van aardappelen, bieten en cichorei. Ik verlang terug naar het vertrouwen in de telers en hun verwerkers; “Ziezo da’s mooi van Aviko!” 

Ook Aviko staat voor een grote duurzaamheidsopgave met strakke deadlines. Maar wat wordt de impact daarvan op onze bedrijven? Kunnen we de gewenste aanpassingen straks nog wel betalen? Want het mag niet ten koste gaan van de economische duurzaamheid van onze bedrijven. Het blijft bijvoorbeeld belangrijk dat Aviko een eigen rassenpakket ontwikkelt met de benodigde resistenties voor een duurzame teelt. Daar heb ik in mijn eerste column ook al aandacht voor gevraagd. Dat is een complex vraagstuk dat een lange adem vraagt, maar het moet wel gebeuren. Dus gas erop, want de pieper piept nog steeds. 

Als ATC zijn we constant bezig het optimale rendement voor de telers te bereiken met een profijtelijke en volhoudbare aardappelteelt als gezamenlijke doel. Bij een duurzame teelt hoort ook een goed functionerende markt waar een eerlijke prijs tot stand komt. Dat is momenteel ver te zoeken en dit baart mij zorgen. Als je een snuffelstage-puber van 14 vraagt om uit te rekenen wat een kilo aardappelen mag kosten op basis van de fritesprijs in een snackbar en je vertelt hem vervolgens de contractprijs dan is dat niet uit te leggen! 

De aardappeltermijnmarkt is een belangrijke manier om aardappelen te prijzen. Er wordt momenteel veel te weinig op gehandeld waardoor er te weinig marktwerking is. Maar veel contractvormen van de industrie zijn direct of indirect gekoppeld aan de termijnmarkt. Ook de frietkopers baseren er hun prijsvorming op. Ik vraag me dan af waarom ondersteunt de fritesindustrie de aardappeltermijnmarkt niet veel méér? De industrie heeft de markt met zijn telers zo langzamerhand in handen. Dit gaat ten koste van de mogelijkheden die de teler en andere marktpartijen normaal zouden hebben voor het afrekenen van niet alleen de vrije aardappelen maar juist óók de pool- en meeleveraardappelen. Maar voor alle partijen inclusief de industrie geldt dat ‘een markt in de handen, een markt zonder marge’ wordt. 

De eerdergenoemde ‘beweging’ (richting groener en duurzamer) die we niet kunnen tegenhouden, gaat vast niet bijdragen aan een stabielere opbrengst en daarmee een stabiele basis onder ons verdienmodel. We krijgen ongetwijfeld te maken met meer fluctuaties in opbrengst en kwaliteit. Daar moet een marktsysteem tegenover staan dat zorgt voor compensatie bij misoogsten. Daarom is het belangrijk dat we beschikken over meerdere liquide marktinstrumenten die zorgen voor een eerlijke en transparante notering en voldoende dynamiek. De aardappel termijnmarkt is daar mijns inziens een onderdeel van.

We leven in een uiterst turbulente tijd met krachtige bewegingen in een bepaalde richting. Op dit moment zitten vooral de veehouders in de hoek waar de klappen vallen. Maar…, veel koks snijden eerst het vlees en hakken daarna de groente. Is de akkerbouw als volgende aan de beurt?  Wat doet u? Gaat op de barricade of toch liever naar het badhuis!?  Ik wil graag duurzaam, maar ook rendabel blijven boeren. U ook? 

PS: Ik weet het; nu vindt u mij wel een filosoof……