,,Het kwaliteitsmineraal voor de aardappel’’, noemt Matthijs Meijer, manager Agronomie bij Aviko Potato, kalium ofwel kali. Uit onderzoek blijkt dat het kaligehalte in de bodem soms te laag is. Meijer roept daarom op tot meer aandacht voor de aanwending van kali, onder meer op basis van de inzet van grondmonsters en plantsap-analyses.

Minder blauwgevoelig

,,Kali heeft een directe invloed op zowel opbrengst als kwaliteit van de aardappel’’, stelt Matthijs Meijer. Het belangrijkste effect van kali is dat de blauwgevoeligheid van de aardappelen sterk afneemt. Dat komt onder andere door de werking van kali op de celwanden; het zorgt voor dikkere celwanden. Nevenvoordeel is dat het product beter bewaarbaar is.

Beter vochtvast

Kali heeft naast stikstof ook een groot effect op opbrengst; een tekort leidt ondermeer tot te vroege afsterving van het loof. Tenslotte houdt een aardappelplant met voldoende kali veel beter zijn vocht vast, waardoor de plant beter een droge periode doorkomt. Een hogere opbrengst en een betere kwaliteit van het product werken direct door in het saldo!

Minimaal 20 gram kali per kilo drogestof

Het ideale kaligehalte voor aardappelen ligt boven 20 gram per kilo drogestof, zegt Meijer. Recent onderzoek van Aviko Potato naar blauw bevestigt het vermoeden dat dit gehalte niet altijd gehaald wordt. ,,Aardappelen met een lager gehalte worden veel sneller blauw, ook als het onderwatergewicht laag is.” Natuurlijk is kalium als kunstmest relatief duur, maar het is de investering waard, vindt de agronoom.

Kalitekort in beeld

Een klein tekort aan kali is bijna niet zichtbaar in het gewas! Het ziet er bij een klein tekort prachtig uit, mooi (donker) groen. En toch is er dan al sprake van opbrengstderving en een mindere kwaliteit van de aardappelen als niet wordt bijbemest. Naarmate het tekort groter wordt, tekent het gewas duidelijker. Maar dan is herstel via bijbemesting al niet meer mogelijk.

Kali tekort

(Foto: Altic uit Dronten)

Elk voorjaar bemonsteren

Om efficiënt om te gaan met de kalibemesting, wijst Meijer op het belang van bodembemonstering. ,,Meten is weten. Zeker op huurpercelen. Kijk daarbij vooral naar het gehalte aan beschikbaar kali. Beschikbaar kali zegt meer dan het ‘oude’ kaligetal.’’ Verder is de variatie op het perceel belangrijk. Is er bijvoorbeeld variatie in organische stof, dan is er ook veel variatie in de hoeveelheid beschikbare kali. Overweeg dan om verschillende monsters in te sturen. Tenslotte is de verhouding tussen mineralen belangrijk. Meer calcium of magnesium leidt tot een slechtere opneembaarheid van kali. Maar andersom werkt het ook zo..

Bemesting in voorjaar beperkt uitspoeling

Het kaligehalte in de bodem neemt op twee manieren af. Door opname door de plant en de knollen, maar ook via uitspoeling bij veel regen. Vooral op zandgronden heeft dat een groot effect. In totaal voert een hectare aardappelen bij een opbrengst van 60 ton/ha jaarlijks minimaal 300 kilogram zuivere kalium af via opname in de knollen. Daarnaast neemt ook de plant zelf kali op. De totale beschikbaarheid moet daarom nog groter zijn. Afgelopen jaar namen het loof en de aardappelen samen in een van onze proeven ruim 500 kilo zuiver kali op!

Als je bemest, kan dat het beste in het voorjaar gebeuren. De kans op verlies door uitspoeling is dan het kleinst. Maar liefst 60% van de kali op zandgrond (inclusief de najaarsbemesting met organische mest) spoelt uit in de winter!

Bijbemesting met kalium

Na bemesting in het voorjaar kan een plantsap-analyse (eventueel ondersteund met een snelle bodemanalyse) de teler verder helpen om bij te sturen middels een extra kalitoediening. Ideaal moment is rond de datum waarop het gewas sluit. In juni/juli kan dan nog met kalium bijbemest worden. Uiteraard zijn er meerdere kaliumsoorten waarmee bemest kan worden. Vroeger was de stelregel dat kaliumchloride altijd leidde tot een onderwatergewichtsdaling. Het is echter vooral de chloride (in het voorjaar toegediend) die dit veroorzaakt; het effect van kalium zelf op het onderwatergewicht is zeer beperkt. Onderzoek heeft aangetoond dat kaliumchloride als bijbemesting geen onderwatergewichtdrukkend effect heeft.