Roelof Jan Wollerich webColumn ATC-lid
Roelof-Jan Wollerich
mei 2019

 

Mijn eerste column begin 2016 had als kop “De pieper piept” en ging onder andere over mijn fytosanitaire zorg in de aardappelteelt. Bijna drie jaar later moet ik concluderen dat het misschien ook wel de teler is die alle reden heeft om te piepen.  

Als akkerbouwers raken we steeds meer verstrikt in een web van discussies en meningen. Om het nog maar niet te hebben over de regels die het steeds uitdagender maken om ons werk duurzaam te blijven doen. De ambities achter de nieuwe werkelijkheid zijn groot en we komen steeds meer in een spagaat.

In Drenthe, mijn provincie, heeft een groep burgers grote zorgen over het gebruik van chemie in de landbouw. Deze groep heeft zelf grondmonsters genomen in de buurt van bloembollenpercelen en die laten analyseren.. Er werden maar liefst 58 verschillende stoffen in aangetroffen en daarmee zochten ze de publiciteit. Ook de aardappelteelt kwam zijdelings ter sprake. Iedereen in rep en roer en de boeren hadden het uiteraard gedaan. Gelukkig nam iemand de moeite om de resultaten eens goed te analyseren en wat bleek? Slecht 9 van de stoffen hadden hun oorsprong in de landbouw en de rest kwam uit andere bronnen, tot consumentenproducten aan toe. Maar de gebeurtenis legt het gewasbeschermingsmiddelengebruik wel weer onder een vergrootglas. Er werd ook een uitzending van Zembla aan gewijd en ook hierin werd de aardappelteelt genoemd. Kortom de toon is gezet.

Show me, proof me…, I have my own opinion

Ik maak mij heel ongerust over deze ontwikkeling. Nu overkomt het een groep lelietelers en de (intensieve) veehouderij is het al eerder overkomen, met deze week een stalbezetting in Boxtel als triest hoogtepunt. Gaat het voor de akkerbouw dezelfde kant op? Vroeger was het voldoende als we vertelden wat we deden (show me). Daarna brak een periode aan waarin we moesten bewijzen wat we deden (proof me). Keurmerken en certificaten als Eurep-GAP, etc. deden hun intrede. Maar dat is inmiddels ook niet meer genoeg. Waar moet het heen als ‘je woord’ en het houden aan de wetten en regels (certificaat) niet meer voldoende zijn. Waar stopt het als gewasbeschermingsmiddelen worden verboden zonder wetenschappelijke onderbouwing of overtuigend bewijs. Oftewel: “ik heb mijn eigen mening” wint het van objectieve feiten.

Tegenstrijdigheid

De maatschappij wil van alles van ons. We moeten minder intensief boeren, duurzamer werken, minder chemie gebruiken, kleinschaliger werken, het liefst op gezinsbedrijven midden in de samenleving. Heel idyllisch, maar alles wat er om ons heen gebeurt dwingt ons juist in een andere richting, namelijk schaalvergroting. Door een gebrek aan marktwerking worden we lang niet altijd beloond voor onze inspanningen. En wat dacht u van de nieuwe driftreductie-eisen. Er is veel aandacht voor de druklogger, maar als je dieper in de materie duikt zie je dat er straks nog maar een paar dure spuittechnieken overblijven waarmee je alle beschikbare gewasbeschermingsmiddelen effectief kunt en mag toepassen. Maar voor hoe lang nog? En wie gaat die investeringen betalen? Dat lukt op den duur alleen nog maar de grotere en specialistische bedrijven. En dus is er een tendens naar schaalvergroting of kiest men voor wat ik noem ‘passief boeren’. Daarmee bedoel ik dat men (noodgedwongen) de loonwerker inschakelt voor het spuiten. Met de resterende dop – druk combinaties wordt het bijna onmogelijk om bijvoorbeeld het LDS systeem verder te perfectioneren.

Ook het verdwijnen van middelen zorgt voor tegenstrijdigheid. Hoe kunnen we meer organische stof opbouwen en CO2 vastleggen met behulp van NKG zonder glyfosaat om het onkruid te bestrijden? Chloor-IPC mag binnenkort niet meer als kiemremmer; dan moeten we harder gaan koelen en dat kost energie. Is dat duurzaam?

Verwachting van de maatschappij

Er is nog heel veel te leren over de nieuwe verwachting die de maatschappij van ons heeft. Bijvoorbeeld over de vraag of de gangbare landbouw de plagen beteugelt voor de biologische landbouw. En hoe kunnen we onze opbrengsten en daarmee de kostprijs in de benen houden. En hebben we onze gewassen niet te eenzijdig veredeld op alleen opbrengst? Misschien is het tijd voor een ketenbrede nieuwe visie op de landbouw waarbij we genoegen moeten leren nemen met minder kilos, maar meer voedingswaarde per kilo voor een hogere prijs?

Dat maatschappij en politiek het anders willen is wel duidelijk en velen van ons willen daar ook wel in meedenken. Maar de weg er naartoe heeft tijd nodig en ik heb het gevoel dat die tijd ons niet gegund wordt. Ik ben er van overtuigd dat voor alles wat we verliezen aan bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen een keer iets terugkomt; het gaat nu alleen wel erg hard. Als er ergens een boom gekapt wordt groeien er planten en nieuwe bomen voor terug maar bij het kappen van een heel bos is er een grote kans dat er erosie ontstaat. Daarna komt er meestal nieuwe vegetatie, maar een woestijn hoort ook tot de mogelijkheden…

Burgers en consumenten op het bedrijf

Dat we werk moeten maken van verduurzaming met wellicht minder chemie is te begrijpen (of te verdedigen). Maar de snelheid waarmee middelen worden afgebouwd en de inhoud van het onderliggende debat baren me zorgen. Het wordt steeds lastiger om op een normale manier ons werk te doen. En het lijkt ook wel steeds lastiger om dat met de buitenwereld te communiceren.

Vorig jaar hebben we op ons bedrijf ongeveer 1200 leden van de Vrouwen van Nu ontvangen. Wij zien dit als een kans en vertellen dat we werken met respect voor de natuur. Maar we vertellen ook dat het moeilijk zo niet onmogelijk is om aan alle wensen van de maatschappij te voldoen. Dat biologisch ook niet persé zaligmakend is. En dat het 70 jaar heeft geduurd om onze huidige vorm van landbouw te ontwikkelen. En dat we de tijd moeten krijgen om te groeien naar een nieuwe aanpak, want met onze teeltcycli van een jaar zijn we zomaar een decennium verder. In dat soort gesprekken zie je wel een begin van begrip ontstaan van de complexiteit van ons vak. Men realiseert zich dat een nieuwe landbouw revolutie decennia gaat duren.

Wij hebben als akkerbouw een rolmodel nodig voor onze sector. Iemand die goed ligt bij het grote publiek en die ons verhaal voor het voetlicht kan brengen. Een idool die zegt dat hij gangbaar eet, dat een aardappel lekker en gezond is en dat vlees dé bron voor eiwit is. Bijvoorbeeld Bono of Jamie Oliver die vertelt dat “dit allemaal producten zijn die met de grootste zorg door onze boeren zijn geteeld”. Tot we die persoon gevonden hebben moeten we het er maar mee doen. En om duurzamer te werken kunnen we als aardappeltelers gewoon wat minder aardappels verbouwen, dat vindt onze omgeving vast duurzaam. De industrie kan wel met minder toe. Dat blijkt dit seizoen wel weer.