André Broeze, ATC-lid Oost-Flevoland:

Ik denk dat 2016 een spannend jaar wordt voor de Nederlandse aardappelteelt. Niet omdat het voorjaar inmiddels al behoorlijk begint te vorderen en er nog veel in het land moet gebeuren. Nee, het gaat mij om wat ik in de landen om ons heen zie gebeuren.

AndreEr spelen verschillende ontwikkelingen die flink aan de positie van “Nederland aardappelland” beginnen te knagen. Zowel bij de teler als de verwerker. Zo wordt in België en Noord-Frankrijk een forse stijging van het areaal verwacht om de capaciteitsgroei van de verwerkende industrie in België in te vullen. Daarnaast lopen de Belgische verwerkers met verleidelijke contracten rond in het Zuiden. De verwerkers die traditioneel sterk vertegenwoordigd zijn in dat gebied merken de toegenomen concurrentie. Zij lonken op hun beurt weer naar het Noorden. Hoe gaan de Nederlandse verwerkers om met deze ontwikkeling? Hoe kunnen zij zich “verweren” zonder elkaar in de weg te zitten? En is het voor de Nederlandse frietteler misschien juist een kans? Meer vragende partijen kan immers positief uitwerken op de prijsvorming voor de teler.

Waar we ons in ieder geval bewust van moeten blijven, is de focus op kwaliteit. Het succes van de Nederlandse aardappelverwerkende industrie was tot nu niet alleen te danken aan groei in omvang, maar minstens zo veel aan het leveren van een goede kwaliteit en toegevoegde waarde. Als telers hebben wij daar ook een belangrijke bijdrage in gehad.

Kijk naar de melkveehouders

Van nature zijn we als telers gefocust op groei in areaal, maar ik vraag me af of wij het in Nederland in areaalgroei moeten zoeken. Natuurlijk kun je bij grotere oppervlaktes misschien beter concurreren op kostprijs. Maar kijk wat er momenteel in de melkveehouderij gebeurt. Daar is men decennia lang voornamelijk gericht geweest op groei in productie en zijn de veehouders, in mijn beleving, te weinig gericht geweest op de markt.

De melkveehouders vangen nu dramatische prijzen als gevolg van het huidige overaanbod. Ze hebben veel geïnvesteerd in productiecapaciteit en worden nu ook nog geconfronteerd met de gevolgen van de fosfaatrechten. Ze zijn daardoor kwetsbaarder dan ooit. Die kant willen wij toch niet op? Wij moeten niet verzanden in een “race to the bottom” waarin de frietteelt is verworden tot een bulkteelt waarin amper een plusje te halen is. Daarnaast moet de verwerkende industrie zich realiseren dat groei in areaal ook niet overal in Nederland even makkelijk is te bewerkstelligen is. Op de klei heeft de frietaardappelteelt steeds meer concurrentie van andere gewassen. En ook in de zandgebieden neemt de druk vanuit andere sectoren steeds verder toe. Toegevoegde waarde was onze kracht. Wat mij betreft, blijft dat zo. Om dat te realiseren moeten industrie en telers dicht tegen elkaar aan schurken. Samenwerking is belangrijk in de zoektocht naar meerwaarde. Laten we in de geschetste ontwikkelingen vooral een uitdaging zien. Dan kunnen we achteraf misschien zeggen dat 2016 niet alleen een spannend maar ook een zeer inspirerend jaar is geworden.